Onderzoek van West en Verspoor (2015) liet zien dat moderne vreemde talen (MVT) docenten in het voortgezet onderwijs (VO) in Nederland maar bedroevend weinig de doeltaal actief gebruiken in hun lessen terwijl we weten uit de psychologie dat blootstelling (‘mere exposure’) bijzonder effectief is. En we weten allemaal dat louter blootstelling aan en onderdompeling in de taal (van ouders, broertjes en zusjes) in ieder geval werkt bij het leren van de moedertaal door kleine kinderen. Maar is doeltaalgebruik in het VO wel effectief? En wat is beter: doeltaal-voertaal of doeltaal-leertaal? En wat moet je met grammatica, meertaligheid, cultuur en literatuur? In de komende bijdrages hoop ik daar meer over te zeggen vanuit mijn praktijk als docent Frans, Engels en NT2 en vanuit mijn expertise op het gebied van vreemde taalverwerving.
Het zal duidelijk zijn uit diverse praktijken dat onderdompeling in de doeltaal werkt zoals blijkt uit de goede resultaten van bijvoorbeeld het tweetalig onderwijs (TTO) voor Engels in Nederland en de ‘immersion’-programma’s voor Frans in Canada. Maar de vraag is uiteraard of dit ook werkt in het reguliere VO in Nederland. Toen ik in 2010 gevraagd werd om Frans te geven aan TTO-klassen op de school waar ik werkte, heb ik geprobeerd om doeltaalgebruik verplicht te stellen. Ik ging zelf Frans spreken en ik had voor leerlingen speciale boekjes gemaakt met allerlei vragen en zinnen die ze tijdens de les konden raadplegen. Maar het mislukte jammerlijk. Vervolgens heb ik een ‘groeimodel’ geïntroduceerd bij de leerlingen waarbij ik steeds meer doeltaalgebruik in de les wilde horen. Maar ook dit werkte niet. Het laatste idee kwam ik ook weer tegen toen ik vanaf 2023 een vervangingsbaan had en moest lesgeven met de 6e editie van Grandes Lignes (die van ‘doeltaal-leertaal’). In deze leergang zien we ook een groeimodel bij de opdrachten in het boek. In het begin uitsluitend in het Nederlands, later steeds meer in het Frans. Met een verwijzing naar een pagina in het begin waar zich een lijst bevindt met alle opdrachten en de vertaling. Het werkte niet. Leerlingen snapten nooit wat ze moesten doen en moesten elke keer weer de opdracht (laten) vertalen. In 2024 begon ik met hetzelfde boek op een andere school met precies hetzelfde verhaal. Zelfs in de bovenbouw wilden leerlingen nog dat ik de opdrachten voor hen vertaalde. Anders snapten ze niet wat ze moesten doen.
Voor mij was het allang duidelijk: Na meer dan 40 jaar te hebben gewerkt met tieners was het voor mij niet moeilijk om dit te duiden: Bij pubers werkt dit ‘groeimodel’ niet. Pubers hebben behoefte aan duidelijke regels die ze vervolgens kunnen proberen te saboteren. Want dat is wat pubers doen in hun zoektocht naar hun identiteit: grenzen opzoeken en liefst oprekken, reacties ontlokken aan docenten en medeleerlingen en zichzelf leren kennen. Als we onderdompeling succesvol willen laten zijn in de MVT-les zullen we dus een duidelijke regel moeten stellen die goed hanteerbaar is voor de docent: Verplicht maximaal doeltaalgebruik (en dus in principe geen Nederlands) vanaf les 1. Deze regel roept echter wel vragen op:
- Is doeltaal-voertaal niet te ‘random’ en daarom ineffectief?
- In hoeverre bedreigt meertaligheid en code-switching de effectiviteit?
- Is aandacht voor cultuur en literatuur in de doeltaal wel effectief?
- Is aandacht voor taalregels in de doeltaal wel functioneel?
In de toekomst hoop ik hier meer over uit te leggen.
Reactie plaatsen
Reacties