Spreekvaardigheid ontwikkelen: Zeggen wat je wilt zeggen of zeggen wat je kunt zeggen?

Gepubliceerd op 7 december 2024 om 15:51

Bij spreekvaardigheid is het natuurlijk de bedoeling dat een leerling uiteindelijk in staat is om te spreken over de werkelijkheid en geen dingen verzint of leugens vertelt. Maar dit kan tegelijkertijd een rem zijn op de ontwikkeling van de spreekvaardigheid.

Mijn leerlingen bevinden zich vaak in een tunnel die begrensd wordt door hun werkelijkheid. Ze krijgen de opdracht iets over zichzelf te vertellen of hun mening over een bepaald onderwerp te geven. Hierbij verandert de tunnel vaak in een fuik. Op een bepaald moment kunnen ze niet verder en staan ze met de mond vol tanden. Het ontbreekt hun aan taal om te zeggen wat ze willen zeggen. Ik dring er bij leerlingen op aan om uit deze tunnel te komen door een werkelijkheid te verzinnen die hen in staat stelt om te zeggen wat ze kunnen zeggen. Dit vinden ze lastig. Ze denken dat ik van hen verwacht dat ze de waarheid zeggen en ze vinden het moeilijk om een mening te geven die misschien wel tegengesteld is aan die ze in werkelijkheid hebben.

Toch dwing ik hen om uit die tunnel te komen omdat ze hiermee veel meer progressie boeken op het gebied van de spreekvaardigheid. Als ze steeds zeggen wat ze kunnen zeggen of wat een ander zegt, wordt hun woordenschat steeds actiever en hun spreken steeds vloeiender. Van groot belang hierbij is dat er geen woordenboek gebruikt mag worden. Leerlingen vinden dit erg lastig want ze hebben het idee dat als je geen woordenboek mag gebruiken, je niets leert. En dat klopt niet. Ik leg altijd uit dat er een tijd is om je woordenschat te vergroten en een tijd om deze te activeren. En bij veel spreekoefeningen doen we vaak het laatste omdat het geen zin heeft een mooi gesprek te voeren in prachtig Frans met zinnen die voor de gelegenheid uit het hoofd geleerd zijn maar een week later weer vergeten zijn.

Een goede oefening is om een groep leerlingen één opdracht te geven. Bijvoorbeeld een antwoord geven op de vraag: “Qu’est-ce que tu as fait pendant le weekend?” Ze mogen hier even over nadenken en dan om beurten een antwoord geven waarbij ze geen antwoord van een ander mogen herhalen. Na 10 leerlingen zijn de voor de hand liggende antwoorden genoemd en moeten ze hun fantasie gebruiken. Dan moeten ze zeggen wat ze kunnen zeggen!

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.