Onderwijsvernieuwing en taalvaardigheid

Gepubliceerd op 7 november 2024 om 23:16

Diverse onderwijskundige concepten zoals OBIT, RTTI, BHV, Flexrooster, ‘80-20’, ‘i-uren’, enz. die op diverse scholen gehanteerd worden, zijn een ‘natuurlijke vijand’ van methodieken die beogen om leerlingen taalvaardig te maken bij de moderne vreemde talen.

Het zijn bijvoorbeeld concepten die gericht zijn op vakken waar de verwerving van kennis en inzicht centraal staat en die ontstaan zijn vanuit het gemis aan ‘transfer’-activiteiten (de vaardigheid om het geleerde toe te passen in praktijksituaties). Deze concepten leveren ongetwijfeld een waardevolle bijdrage aan de kwaliteit van het leerproces bij vakken die zich hoofdzakelijk bezighouden met kennis en inzicht (bijv. zaakvakken en exacte vakken) doordat ze een praktische vaardigheidscomponent toevoegen. Het gaat ook om concepten die een grotere flexibiliteit en individualisering in het onderwijsaanbod willen realiseren. Er wordt tijd ‘afgenomen’ van vaklessen en deze tijd wordt ‘geclusterd’ aangeboden op bepaalde momenten van de dag of van de week. Deze tijd kan vervolgens gebruikt worden om een aanbod te creëren waaruit leerlingen kunnen kiezen (individualisering – bijv. i-uren op Montessori- en Daltonscholen) of wat kan zorgen voor vaardigheidsontwikkeling middels vakoverstijgende projecten (bijv. ‘80-20’). Tegelijkertijd kunnen lessen langer duren (bijv. flexrooster) om zo in een les eenvoudiger een compleet traject (K+I+V) te kunnen aanbieden of om meer rust te creëren in een lesdag (voor leerlingen en docenten).

Een oude maar nog steeds relevante onderwijskundige indeling van vakken in het onderwijs is bekend als KIV: Kennis, Inzicht en Vaardigheden. De hierboven genoemde, moderne onderwijsconcepten hebben legitieme en relevante doelen om de onderwijskwaliteit te vergroten zoals meer vaardigheden in de vakken, individualisering en flexibilisering van het aanbod en meer rust door minder contactmomenten maar in alle gevallen richten deze concepten zich tamelijk eenzijdig op de zogenaamde KI-vakken die altijd starten vanuit het verwerven van kennis en inzicht om deze vervolgens aan het eind van het leerproces toe te passen. Helaas is dit ook de manier geweest waarop moderne vreemde talen meestal hun lesprogramma’s inrichtten: Eerst de taal bestuderen door kennis en inzicht te vergaren om deze aan het eind van het leerproces (niet meer) toe te passen. Het is daarom ook logisch dat schoolleiders en onderwijskundigen die verantwoordelijk zijn voor het invoeren van bovengenoemde vernieuwende concepten, ook menen dat deze concepten toepasbaar zijn op moderne vreemde talen. Helaas dwingt het vervolgens de moderne vreemde talen in een keurslijf waarbij kennis en inzicht (en dus het bestuderen van een taal) voorop staan terwijl relevant wetenschappelijk onderzoek (vakgebieden toegepaste taalkunde en cognitieve psychologie) juist laat zien dat het veel effectiever is om de taalvaardigheid voorop te stellen en kennis en inzicht impliciet aan te bieden. En het eindresultaat is dat een vernieuwing die relevant is voor een groot aantal vakken, juist voorkomt dat er vernieuwing kan plaatsvinden bij andere vakken. En dit kan nooit de bedoeling zijn van vernieuwende onderwijsconcepten.